SCHRIJVERSHOTEL
21.12.2021 — 07:48

Waarin het boek van de CQ-de-schrijfster werd opgenomen in de bibliotheek van het Ambassade Hotel.

OASE
01.12.2017 — 17:09

Waarin CQ boos en verdrietig is om de groene longen van Amsterdam.

ZEN EN DE KUNST VAN HET SCHOFFELEN
24.04.2017 — 14:00

Waarin CQ de merites onderzoekt van een onkruidbrander.

TOON MEER BERICHTEN
SCHRIJVERSHOTEL
21.12.2021 — 07:48

Altijd die zucht van fotografen als er weer een schrijversinterview werd afgenomen in het schrijvershotel. Alle achtergronden en locaties in  hadden ze al gehad. De bibliotheek, de brasserie, de blauwe salon. Elke stoel, chaise longue, canapé. Elke steeg om de hoek, elke brug over de gracht. Wat nu weer te verzinnen?

 

Dat was zo toen er meer dan 20 jaar geleden kwam, en ik kan eigenlijk alleen maar hopen dat dat weer zo wordt.

 

Mijn eerste interview in het schrijvershotel vond plaats om de hoek van de entree, in de lobby. Het was 1998, en Arnon Grunberg was de auteur van het Boekenweekgeschenk. Ik was jong, hij was nog jonger. Vorige week werd hem de P.C. Hooftprijs 2022 toegekend voor zijn ‘romanuniversum.’ Hij is nog steeds jonger.

 

Ik weet nu zijn favoriete kamernummer. Het werd me vorige week ingefluisterd door de bibliothecaris van het hotel die de circa 5500 gesigneerde boeken van schrijvende gasten beheert. Want ik was er weer even, mij viel de eer toe om er het eerste exemplaar van een bijzondere bundel in ontvangst te nemen.

De boekwinkels waren gesloten tijdens de winterlockdown begin dit jaar. Schrijvers hadden geen tournees meer, geen lezingen, signeersessies, prijsuitreikingen. Laat staan een boekenbal. En het schrijvershotel was zonder schrijvers niet langer een schrijvershotel, toen het stil werd en nog langer stil bleef.


Zo ontstond binnen de muren van het Ambassade Hotel een project met als werktitel: Schuilen in het schrijvershotel. Schrijvers werden uitgenodigd voor een verblijf, om er te schrijven over de invloed van deze verstilde tijd op hun schrijverschap. Er ontstonden unieke verhalen, die wekelijks hun weg naar Het Parool vonden als de column Schrijvershotel.

De presentatie van de gebundelde columns was in (heel) klein comité, met een (heel) klein aantal volgers online. Misschien, mijmerden we, kan dat grote feest dan straks toch, als het lente wordt... Mijn ogen gingen langs de ruggen in de bibliotheek, de titels brachten interviews van voorbije jaren weer voor de geest.

 

Ik heb het even nagezocht, het was 2011 toen ik hier de Britse Sarah Dunant interviewde over haar roman De geboorte van Venus. In die salon dus, daar waar nu de brasserie gevestigd is. De fotograaf was uit op iets origineels. Of mevrouw de schrijfster wellicht even haar schoenen uit wilde doen. En op blote voeten zou willen plaatsnemen op dat kleine glazen tafeltje.

 

Ik zal nooit de blik vergeten van de ober die toen binnenkwam met de versnaperingen. Afgrijzen, onmacht, verbijstering. Meneer, siste hij tegen de fotograaf, dat is een heel kostbaar tafeltje. En of mevrouw de schrijfster daar als de bliksem van af wilde stappen.


Carlos Ruiz Zafon, in de blauwe salon, hij zou kort daarna overlijden. Jennifer Egan, inclusief lunch in de salon en hoe we beide niet aan eten toe kwamen. Nicci Gerrard van Nicci French, die een boek over haar dementerende moeder had gegeten en met wie ik daarna om te vieren dat we nog niet dement zijn oesters at in de Brasserie. Het laatste pre-covid-interview met Sandro Veronesi over zijn magistrale boek De kolibri, vlak voor de wereld dicht ging.


En nu, voor mij een groot moment, ben ik ook opgenomen in die bibliotheek van het schrijvershotel. Mijn boek Maar ik hield al wel van je, geschreven in die eerste lockdown, staat in deze nieuwe lockdown die we vorige week nog niet eens vermoedden, in de vitrine met de boeken van de andere Schrijvershotel-auteurs.


Misschien, als het dan straks lente wordt…